Hoe weet een piloot waar hij moet vliegen?
Vliegtuigen vliegen over een soort snelwegen in de lucht. Dat zijn onzichtbare wegen die alle vliegtuigen nemen. Net als de gewone snelwegen is het op de luchtsnelwegen heel erg druk. Dat veroorzaakt soms vertragingen, een soort luchtfiles. Voor vertrek voert de piloot het vertrekpunt en de bestemming in in de 'vluchtcomputer'. De computer weet dan welke 'luchtsnelweg' er genomen moet worden. Dit is het vluchtplan. De piloot geeft dit plan door aan de verkeersleiding en zij beslissen of en wanneer er vertrokken kan worden. Vanuit de verkeerstoren op een vliegveld wordt het eerste stuk van het opstijgen begeleid. Eenmaal in de lucht wordt het vliegtuig tot acht kilometer hoogte begeleid door de verkeerstoren. Een andere organisatie, Eurocontrol, begeleidt het vliegtuig wanneer het boven acht kilometer hoogte vliegt.