Hoe wordt een motor gemaakt?
Alle onderdelen van een motor zitten in het motorblok. Bijna het gehele motorblok wordt in elkaar gezet door robots. Allereerst worden de cilindergaten in de motor geboord. In deze gaten bewegen later de zuigers op en neer door de verbranding van de brandstof.
In de wand van elk cilindergat worden groeven gemaakt, waar smeerolie blijft zitten. Zo kunnen de zuigers soepel op en neer bewegen.
Vervolgens wordt de zogenaamde krukas gemaakt en verbonden met de versnellingsbak. Robotarmen duwen een grof stuk staal van machine naar machine, wel twintig keer, totdat er uiteindelijk een krukas uitrolt. Daarna wordt er een stalen schijf met tanden gemonteerd; de tandkrans. Deze wordt verhit en op de krukas gedrukt. Als hij weer afkoelt krimpt hij tot hij precies past. De tandkrans zorgt voor de juiste afstelling van het verbrandingproces. Een sensor leest de stand van de krukas af en ervoor zorgt dat de motor de bougies precies op het goede moment laat vonken. Dan wordt de krukas uitgebalanceerd, want als dat niet goed gedaan wordt, gaat de motor trillen.
Daarna worden de vier lagers waarop de krukas moet draaien gesmeerd en wordt de krukas op zijn plaats gezet. Aluminium zuigers worden gemonteerd op de cilindergaten van het motorblok. Zes per motor (als het een zescilindermotor is). Elke zuiger zit met een verbindingsstang (de drijfstang) vast aan de krukas. Elke cilinder krijgt een bougie die de brandstof laat verbranden en vier kleppen. Twee kleppen om de brandstof binnen te laten en twee zodat de uitlaatgassen eruit kunnen. De nokkenassen lopen van voor naar achter en zorgen ervoor dat de kleppen open en dicht gaan. Een ketting verbindt de krukas met de nokkenassen zodat ze tegelijk draaien. Daardoor gaan de kleppen open als de zuigers in de goede positie staan. Als laatste wordt het motorblok dichtgemaakt en getest.