Hoe werkt een navigatiesysteem?

Wetenschap & Techniek
een telefoon in de auto die de weg wijst

De wereld bestaat uit ontelbaar veel wegen, van grote snelwegen tot kleine landweggetjes. Mensen van de overheid van over de hele wereld hebben de taak om deze routes in kaart te brengen. Dus ook de straat waar jij woont. Deze kaarten worden in de computer gezet en zo zien we ze op de computer en op het navigatiesysteem.

Met behulp van een GPS-signaal (GPS betekent Global Positioning System) kun je precies uitrekenen waar je je op de wereld bevindt. Maar hoe werkt zo’n signaal?  Dat gaat via een satelliet.

GPS bestaat uit 3 onderdelen:
• Satellieten in de ruimte
• Controle-stations op aarde
• Jij en je GPS-ontvanger

De satellieten
GPS bestaat uit 24 satellieten die in zes banen rond de aarde draaien en vanuit de ruimte, 20.300 kilometer (dat is dus heel erg ver) boven ons hoofd, radiosignalen uitzenden. Doordat het zo hoog is kan ieder satellietsignaal een groot deel van aarde oppikken. En de banen zijn zo uitgestippeld dat jouw navigatiesysteem op aarde altijd signalen van minstens vier satellieten ontvangt. Dit aantal is nodig om de plek waar jij je bevindt precies vast te stellen.

De controlestations
Er zijn 5 controlestations: het hoofdstation in Colorado Springs (Amerika) en vier onbemande stations. Eén in Hawaï en de andere drie op plaatsen waar bijna niemand komt, zo dicht mogelijk bij de evenaar: het eiland Ascension midden in de Atlantische Oceaan; Kwajalein in de Stille Oceaan en het atol Diego Garcia in de Indische Oceaan.
De 4 onbemande stations ontvangen voortdurend gegevens van de satellieten en sturen deze door naar het hoofdcontrolestation, waar de gegevens worden ‘gecorrigeerd’ en dan weer worden teruggestuurd naar de GPS-satellieten.

GPS-signalen
Jouw navigatiesysteem vangt signalen op van de GPS-satellieten om jouw locatie te bepalen. Vervolgens wijst het navigatiesysteem jou de weg en kom je aan op de plaats waar je wilt zijn.