Hoe weet een flitspaal hoe hard je rijdt? Hoe werkt dit?
De eerste automatische snelheidsmeter werd ontwikkeld door de Nederlandse rallyrijder Maus Gatsonides. In 1958 richtte hij zijn bedrijf 'Gatsometer BV' op. De Gatsometer maakte gebruik van twee rubber slangetjes die dwars over de weg lagen. Raakten de voorwielen van een voertuig het eerste slangetje, dan startte een chronometer (een soort stopwatch). Deze stopte wanneer de voorwielen het tweede slangetje raakten. Uit het tijdsverloop werd de snelheid van het voertuig berekend.
De flitspalen van nu werken met radargolven. Ook wel het Doppler-effect genoemd. Er wordt een radarstraal op het voertuig gericht. Uit de golflengte van de teruggekaatste straal blijkt de snelheid. In de afbeelding zie je hoe het werkt. De auto rijdt langs, naar de kant waar de auto rijdt verdichten de golven zich en aan de rechterkant (wanneer de auto voorbij is) zie je juist dat er een grotere tussenruimte tussen de golven zit. Zo werkt het bijvoorbeekld ook met een sirene van een amulance die langsrijdt. wanneer de sirene dichtbij is, hoor je hem hard en het geluid zwakt af, wanneer de ambulance verder weg is. Met ingewikkelde formules kan dan worden uitgerekend hoe hard een auto rijdt.
Een roodlichtcamera (die flitst wanneer je door rood en te hard rijdt) werkt weer anders. Er zitten dan een soort lussen in het wegdek. En dat lijkt op het principe van de Gatsometer. De snelheid wordt dan op twee punten gemeten, voor het stoplicht en na het stoplicht.