Hoe worden tanks gemaakt?
Een tank bestaat eigenlijk uit twee delen te weten een onderstel en een toren. Deze beide delen zijn een verzameling van losse delen die door lassen en schroeven in elkaar worden gezet. Het onderstel dient als drager voor de toren en verzorgt de aandrijving van de tank.
De toren bevat onder andere een kanon waarmee geschoten wordt en kan 360 graden om zijn as draaien. Ze gebruiken hierbij dezelfde techniek als bij het maken van een hijskraan. Bij de fabricage van zowel de toren als het onderstel worden eerst een hele boel platen ijzer (pantserstaal) aan elkaar gelast zodat er een soort doos ontstaat. In die doos worden dan eerst allerlei gaten geboord en van schroefdraad voorzien om alle losse delen aan vast te schroeven. Dit gebeurt zowel aan de binnen- als buitenkant. Een tank is een gevechtsvoertuig met een zware bewapening en zware bepantsering. ‘Tank’ betekent letterlijk: ‘groot vat’ of ‘waterreservoir’.
Tanks kunnen 60 ton wegen en halen op vlak terrein een snelheid van bijna 80 km per uur. Een tank heeft geen wielen, hij komt vooruit door middel van rupsbanden die onderaan de romp zijn gemaakt. Deze rupsbanden bestaan uit 82 blokken die door middel van connectoren aan elkaar worden gezet. De meeste tanks zijn uitgerust met dieselmotoren, waarvan het vermogen kan oplopen tot 2200 pk (een auto heeft ongeveer 100 pk (paardenkracht))! Bron: de Koninklijke Landmacht