Hoe was het leven in de middeleeuwen?
In de eerste jaren van de Middeleeuwen bestond er nog geen geld. Daarom werd er veel geruild. Een boer met eieren en fruit, ruilden bijvoorbeeld met een boer met graan. Toen er zilveren en gouden munten werden gemaakt, konden mensen geld gebruiken om dingen te kopen. Er waren geen winkels, maar er kwamen kooplieden langs om spullen te verkopen.
Als we het over de middeleeuwen hebben, dan hebben we het vaak over de periode tussen het jaar 500 en het jaar 1500. In deze tijd waren er veel arme boeren, maar ook ridders, jonkvrouwen en landheren. Het leven zag er heel anders uit dan nu.
Veel vechten
In de middeleeuwen werd er veel gevochten in Europa. Er waren toen nog veel kleine landjes die oorlog met elkaar voerden. Rond het jaar 1000 werden de eerste kastelen gebouwd in Europa. De eerste kastelen waren gemaakt van hout en werden vooral ingezet als veilige plek tijdens de oorlog. Ter verdediging dus.
Het leven in een kasteel
Daarna werden de kastelen groter, mooier en nog veiliger. Vooral de rijke mensen, de koningen en de mensen van adel, woonden in kastelen. De ridders woonden vaak in landhuizen. Vaak kwamen veel mensen samen in de grote zaal van een kasteel. Daar werd met veel mensen gegeten of werden zaken geregeld.
Het draaide in de middeleeuwen niet alleen om vechten. Het dagelijkse leven speelde zich vooral af in de grote zaal. Hier kwam de kasteelheer om zaken te regelen die met het kasteel of zijn land te maken hadden. Ook kwamen er vaak veel mensen bijelkaar om samen te eten. Meestal kwam er dan een 'nar' langs. Dat is een soort grappenmaker in het kasteel.
Het eten in de middeleeuwen
In het kasteel was er vaak veel eten. Dit werd boven een groot vuur klaargemaakt in grote ketels. Ook draaiden ze vaak vlees aan een spit, dat is een ijzeren stok. De koksjongen van het kasteel moest deze met de hand ronddraaien. Het eten buiten het kasteel was niet zo luxe. Daar aten ze vooral veel brood en vlees en dronken ze bier.
Mode in de middeleeuwen
In de middeleeuwen was kleding heel belangrijk. De rijken kleedden zich heel netjes en mooi om zo aan iedereen te laten zien hoe rijk en mooi ze waren. De kleuren van de kleren hadden meestal ook een bepaalde betekenis. Blauw betekende dat je verliefd was, geel stond voor boosheid en grijs stond voor verdriet. Vrouwen droegen sierlijke jurken en stopten hun haar weg onder hoofddeksels. De mannen droegen meestal een soort maillots met daarover een soort groot kleed met mouwen eraan.
En waar moest je poepen?
In de Middeleeuwen namen mensen het niet zo nauw met de hygiëne. Ze maakten zich niet zo druk over het vuil dat er was en vieze luchtjes die daar hingen. De wc bestond nog niet. Als je moest plassen of poepen, moest je op een soort gat gaan zitten. Dit gat kwam uit op de gracht of een beerput.