Hoe worden landkaarten gemaakt?
Om een landkaart te maken, wordt laserapparatuur gebruikt. Onder de helikopter zitten twee lasers en in de helikopter staat een computer.
De lasers zenden lichtstralen uit. De meter zendt de lichtstraal naar beneden en vangt de terugkaatsing op. Hoe langer het duurt voordat de lichtstraal terug is, hoe verder het voorwerp is. De laser verkent de omgeving met 25000 puntjes per seconde.
De afstand is belangrijk om een goede kaart te maken. De afstand wordt gemeten door satellieten die rond de aarde hangen. Ze zenden een signaal uit. Op de grond heb je langs de wegen zo geheten bakens staan. Met behulp van de satellieten en bakens kunnen ze hun plaats tot 5 centimeter precies bepalen.
Ook hangen onder de helikopter twee foto- en filmcamera’s. De camera’s hangen daar, omdat het beeld dat uit de laser komt niet duidelijk is. Het zijn alleen maar meetpuntjes waar je niet alles op kan herkennen. Daarom is van dat beeld ook een foto gemaakt. Hier zie je wel alles duidelijk op. Door computerberekeningen op de gegevens van de laserbeelden en de foto’s los te laten, kan je heel nauwkeurig kaarten maken.
De berekeningen die worden gemaakt moeten heel nauwkeurig zijn, omdat er ook met de lasers hoogtes gemeten kunnen worden. Dit is nodig als je bijvoorbeeld hoogspanningsleidingen moet neerleggen. Als de berekening dan niet op 5 centimeter nauwkeurig is en je gaat er een boom naast planten, dan kan je kortsluiting krijgen.
Naast landkaarten staat altijd een legenda. Hierin wordt uitgelegd wat bepaalde kleuren, lijnen en kleine tekeningen betekenen. Daarnaast staat ook de schaal van de kaart, zodat je de afstand in het echt kan uitrekenen.