Hoe is de paddentrek ontstaan?
In het voorjaar trekken de volwassen padden van hun overwinteringsplek naar een plaats waar ze met elkaar kunnen paren. Dat kan een sloot, een ven of een vijver zijn, omdat de uit de eitjes kleine kikkervisjes komen, die alleen in het water kunnen overleven.
Padden zijn amfibieën, net als kikkers en salamanders. Ze hebben een dunne, vochtige huid met slijmklieren zonder schubben. Amfibieën zijn heel lang geleden ontstaan uit een groep vissen met botjes in de vinnen. Uit die vinnen ontwikkelden zich de eerste poten.
Volwassen padden kunnen zich op het land prima redden. Maar voor de voortplanting zijn padden, net als andere amfibieën, afhankelijk van water. In het water kunnen hun eitjes zich ontwikkelen zonder uit te drogen. De pootloze paddenlarven (kikkervisjes) kunnen alleen in het water overleven, waar ze de gedaanteverandering ondergaan tot volwassen pad.
In het voorjaar trekken de volwassen padden van hun overwinteringsplek naar een plaats waar ze met elkaar kunnen paren. Dat kan een sloot, een ven of een vijver zijn. Ze zoeken in ieder geval stilstaand water op, het liefst de plek waar ze zelf geboren zijn.
Zo gauw het paren is afgelopen trekken de padden weer van de paarplaats weg. De trekdrift van de padden wordt opgewekt door hormonen. Ook het weer speelt een rol. Als het warm en vochtig is komt de paddentrek pas goed op gang.