Hoe kun je jezelf zien in een spiegel?
Eerst een stukje geschiedenis. Pas sinds het einde van de zeventiende eeuw werden spiegels gemaakt op de manier zoals wij ze kennen. Daarvóór waren spiegels meestal gepolijste platen van brons, ijzer of koper. Die waren natuurlijk niet zo helder als de spiegels van nu.
De spiegel is in Venetië ontstaan. Het was strikt geheim hoe spiegels gemaakt werden. Daarom verbood de burgemeester van Venetië alle mensen in zijn stad om het geheim van de spiegel te verklappen! Maar op een gegeven moment lekte het geheim toch uit en konden overal in Europa spiegels gemaakt worden. Mensen hoefden dus niet meer helemaal naar Venetië af te reizen om een spiegel te kopen.
Een spiegel bestaat uit drie lagen. De buitenste laag bestaat uit glas. Het glas houdt de spiegelende laag bij elkaar en beschermt hem. Daarachter zit de spiegelende laag. Deze bestaat uit een dun laagje metaal. De lichtstralen gaan door het glas heen en de spiegelende laag weerkaatst deze stralen. Zo kun je jezelf zien! Aan de achterkant van de spiegel zit de deklaag. Deze laag bestaat uit zwarte lak. Op die manier kijk je niet door de spiegel heen!
Vroeger werden spiegels met de hand gemaakt. Maar tegenwoordig gaat dat natuurlijk allemaal machinaal.